Samen met 6 andere potentiële vrijwilligers volg ik de basistraining voor nieuwe Thuisadministratievrijwilligers. In 4 middagen leren we het vrijwilligerswerk en elkaar kennen. Twee vrouwen met een financiële achtergrond, een vrouw die werkzaam is geweest in de commerciële sector, een man met een juridische achtergrond en een gepensioneerde man en vrouw met beiden een brede achtergrond en veel levenservaring. Met mijn 37 jaar ben ik de jongste.
We krijgen veel achtergrondinformatie over schulden en de impact daarvan, schulddienstverlening en Thuisadministratie. Welke mensen ondersteuning vragen, wat er van vrijwilligers verwacht wordt, de rollen en taken van de gemeente en verwijzers. Wij staan naast de hulpvrager, die verantwoordelijk blijft. We leren zowel hoe we een administratiemap kunnen indelen als hoe we mensen stimuleren zelf (weer) zaken op te pakken.
Een van de twee dames, die de intakes voor schuldhulpverlening bij de gemeente doen, komt langs om uitleg te geven en vragen te beantwoorden. Hulpvragers worden na een eerste gesprek gevraagd om naar het volgende gesprek een schuldenoverzicht mee te nemen, een inkomsten-uitgavenoverzicht en een kopie van hun ID-kaart. Dat is voor veel mensen met financiële problemen een hele opgave. Zij krijgen het aanbod om in contact te worden gebracht met een vrijwilliger, die hen ondersteunt bij het ordenen van de administratie, creëren van overzicht en inzicht. Daar komen wij in beeld.
De gemeenteambtenaar vertelt dat ze erg blij is met ons als vrijwilligers. “Jullie nemen ons zo ontzettend veel werk uit handen!”, zegt ze enthousiast. Ik voel me in de maling genomen. Zijn wij er om de gemeente werk uit handen te nemen? Wij zijn er om hulpvragers te ondersteunen! Is dat niet een heel andere insteek of gaat dat samen?
Vol met informatie verlaten we de ruimte die de plaatselijke bank ter beschikking heeft gesteld. Ik twijfel. Van wie komt de hulpvraag als ik straks wordt ingezet? Idealiter vullen beroepskrachten en vrijwilligers elkaar aan, in het belang van de hulpvrager. Voelt het goed als ik als vrijwilliger de gemeente help om hulpvragers te helpen?
Beroepskrachten en vrijwilligers vullen elkaar aan. Beroepskrachten zijn in dienst van ‘de gemeente’. Zij zijn daarmee ‘de gemeente’.
Als vrijwilliger help je de gemeente – de beroepskrachten – om de hulpvrager zo goed mogelijk van dienst te zijn.
Het probleem is, dat je het niet altijd zo eens bent met het beleid dat door de gemeente wordt gevoerd. Dat zij bijv. bezuinigen doorvoert en het werk, dat door betaalde krachten gedaan zou moeten worden, nu door vrijwilligers laat doen. Dat de betaalde kracht onder druk staat en weinig tijd heeft om het werk goed te doen. Dan voel je je in de maling genomen en weinig gemotiveerd.
Er moet een goed samenspel zijn. Dat is een hele opgave.
Vanuit de vrijwilligers zouden signalen van verbeter- en knelpunten naar de gemeente doorgespeeld moeten worden. En de gemeente moet die serieus nemen. Anders gaat het mis.