Ik woon aan een busbaan. Met Corona kwamen er minder bussen voorbij. Als ik aan de eettafel zat en de bus hoorde aankomen, richtte ik me op en telde 1, 2 of hooguit 3. Dat was het aantal mensen in de bus. Naast de buschauffeur.
Tussen ons huis en de busbaan loopt een stoep. “Daar is er één!” hoorde ik regelmatig roepen. Het ging dan over de beer die voor ons raam staat. Ik zwaaide naar de kinderen en de vele hondenuitlaters die langslopen. De viervoeters en bijbehorende baasjes kon ik steeds beter uit elkaar houden. Ik heb zelf geen hond, maar maakte steeds vaker een praatje over de poort, van de tuin naar de straat. Aan de andere kant van de busbaan is een fietspad. Daar wordt heel veel gebruik van gemaakt. Was het voorheen vooral om van A naar B te komen, nu leek het om te sporten. Wielrenners, skaters, hardlopers, het rolt en rent lekker. En ik deed goed mee. Ik hoefde minder vaak ergens op tijd te zijn. Er werd minder gehaast.
Als vrijwilliger thuisadministratie zou ik in maart bij een nieuwe hulpvrager beginnen. Toen Corona kwam en alles werd afgelast, konden ook huisbezoeken voorlopig niet doorgaan. Ik had contact met mijn nieuwe hulpvrager, online. Het was wat ongemakkelijk. Als de maatregelen versoepelden zouden we elkaar ontmoeten. Tot die tijd waren er andere zorgen. Naast geen overzicht in de financiële administratie had mijn nieuwe hulpvrager opeens te maken met veel minder inkomen. Er was meer stress en financiële zorgen.
Met de versoepelingen zijn ook de huisbezoeken weer langzaam op gang gekomen. We houden afstand en zijn voorzichtig. Er zijn nieuwe regels bij gekomen. Het werk is weer terug gekomen, maar de onzekerheid is gebleven. Vooral voor mijn hulpvrager, die geen idee heeft wanneer ze weer volledig aan de slag kan en of haar contract wel wordt verlengd. Welke regelingen blijven, welke lapmiddelen komen er en wat gebeurt er als er straks geen werk is?
Wacht, ik hoor de bus, even tellen! Het is volle bak en alle passagiers dragen een mondkapje.